Als je aan de kustmarathon wil meedoen, moet je toch wel een beetje masochistisch zijn. Dat dacht ik jaren geleden toen ik er voor de eerste keer aan begon. Het was ook soms heel zwaar. De zelfkastijding was niet altijd prettig. De weersomstandigheden (lees: zuidwesten wind) en het getij (hoog water) spelen een grote rol in deze marathon. Dan heb ik het nog niet over de duintoppen die je moet bedwingen. Het eindresultaat bij de finish in de Langstraat in Zoutelande is alles bepalend wat moedertje natuur je onderweg laat beleven. De uiterste van mijn eindtijden laten dat ook zien: 3:57 om 4:51.
Met de jaren ben ik het parcours goed gaan kennen (en waarderen). Al 4 keer eerder liep ik
de kustmarathon en een aantal keer de zeeuwsetrainingslopen van Jacqueline. Het is de kunst om deze wedstrijd goed in te delen: slim lopen. Hoe je dat doet is mede afhankelijk van het eerder genoemde weer. Heb je wind mee of tegen en hoe ligt het strand erbij? Het is zaak niet zo snel te starten als in een vlakke asfaltmarathon. Daarentegen mag het ook niet te langzaam gaan. Want, zoals je waarschijnlijk weet, boek je bij een marathon in het tweede gedeelte meestal niet heel veel tijdwinst. Sterker nog, de gemiddelde loper, verliest het tweede gedeelte tijd. Dus is het zaak om slim te lopen.
Dit jaar vond ik het wel weer eens tijd voor de Kustmarathon (op 7 oktober). Een paar clubgenoten liepen ook mee. En dat verhoogt altijd de feestvreugde. Zeker als er lopers bij zijn die hier nog geen meter gelopen hebben, laat staan weten waar Westkapelle ligt. In de week daarvoor even een startnummertje zoeken, want er zijn, zoals bij alle
grote evenementen, altijd voortvarende lopers die op 1 januari 0:00 uur klaar zitten om op de knop ‘inschrijving’ te drukken en er maanden later achter komen dat dat toch niet zo’n goed idee was (Gold niet voor Jaap) ;-).
Ik kon met Toon en Gina meerijden. Direct door naar Burgh. Dat scheelde veel tijd. Pas om 10 uur vertrekken uit Rotterdam en 12 uur klaar staan voor het startschot, dat op de 12e slag van de kerkklok van Burgh afgaat.
En daar gingen we. De weersvoorspelling was niet best: regen, windkracht 6/7 (tegen). De eerste kilometers in het dorp en het duingebied van Westerschouwen gingen nog goed qua weer. Het strand op, circa een kilometer met wind in de rug. Dan keren we de stormvloedkering op. Daar staat de wind tegen. Staat die nou op kop of komt hij uit het westen? Er vormen zich groepen. Daar had ik al opgehoopt: slim lopen. Het

Ja ja, ik loop hier (even) alleen: niet slim lopen
tempo ligt tussen de 5’10” en 5’20” per kilometer. Dat is mooi. Niet te snel en niet te langzaam. Het is zaak bij de groep te blijven. Soms moet ik hiervoor een stukje aanzetten. Alleen lopen is geen optie met deze wind: slim lopen. De regen slaat naar beneden. Mijn shirt is al door en door nat. Ik heb mouwtjes aan om de armen warm te houden. De temperatuur is best goed, dus echt koud is het niet.
Iedereen wil aan de linkerzijde van de weglopen. Het is zoeken en ‘vechten’ voor je plekje. Clubgenoten Ton en Lammert zijn op 3 km ‘vertrokken’. Ton is een mooi richtpunt met zijn rode petje. Ik zie ze lopen in een groep voor me.
Op Neeltje Jans ineens aanmoedigingen, foto’s en films van Rob en Sander. Een verrassing en heel leuk dat deze 2 clubgenoten hier staan. Op Neeltje Jans is het moeilijk lopen: harde regen en wind tegen. Na de drankpost slaat de groep enigszins uit elkaar. Ik probeer weer bij wat lopers te komen. Ook onder deze omstandigheden zijn er altijd lopers die op kop willen lopen: Ik laat ze vandaag voorgaan: slim lopen.
Ons groepje heeft ondertussen de groep van Lammert en Ton ingehaald. Op de Veerse dam bij de volgende drankpost slaat de groep weer wat uit elkaar. Lammert en Ton lopen het gat naar de groep dicht. Ik merk dat ik hiervoor te hard moet werken, en met het strand op komst besluit ik iets rustiger te lopen. Ik weet immers wat er nog gaat komen. De kilometers na het strand zijn immers nog zwaarder: slim lopen.
Het strand is qua ondergrond redelijk te belopen. Het had slechter gekund. De halve marathon gaat in iets van 1:54:30. De tussentijd van de organisatie klopt niet veel van: 1:47:48. Dat zal wel 20 km zijn geweest. De wind staat hier duidelijk op kop. Ik probeer weer in een groep te lopen of aan te pikken als er een loper inhaalt: slim lopen. Zo is het zwoegen naar strandpaviljoen De Piraat. Daar mogen we, na ongeveer 6,5 km strand, de duinen in.
Hier gaat het pas echt beginnen. De duinen worden hoger en de wind soms feller tegen. Ik zie Ton en Lammert lopen. Na Domburg haal ik ze in. Lammert loopt uiteindelijk met mij op tot de finish. Ton zit slechts een paar minuten achter ons. Ze hebben het geweldig gedaan als je hier voor het eerst van je leven komt ;-).
Het tempo zit er nog goed in na Domburg. Kijk ik nu nog eens in mijn trainingsschema terug, dan zijn er niet heel veel kilometers gemaakt. Na uit uitvallen bij de Molenweiloop (hamstring) op 30 augustus en de vakantie daarna in Ierland, kan ik niet zeggen dat er sprake was van een ideale voorbereiding. Eigenlijk heb ik weinig kilometers gemaakt. De verste loop was bij de Smokkelaarstrail. Met een stuk inlopen kwam ik nog net niet aan de 30 km. Hoe kom ik dan aan die goeie benen? Lees aan het eind van dit verhaal (‘Frisse benen’).
Na Domburg komen we op 31/32 km. Het duingebied is hier nog niet hoog. Het is wel glooiend. Ik herinner me hier de vorige marathons en vond dit geen fijn stuk en best moeilijk lopen. Nu gaat het voortvarend. Ik kan tempo blijven lopen met Lammert. Bij Westkapelle komt de wind echt uit een rot hoek. Hier worden je benen bijna onder je lichaam vandaan geblazen. Dit is echt een zwaar stuk. Na de tank komt de wind weer in de rug. Op naar de laatste en hoogste duinen met nog een paar gemene trappen in Zoutelande.
Ik kan gewoon hardlopend naar boven. Wandelen is niet nodig. Zelfs de hoogste duinen kan ik hardlopend op. Uiteraard wel heel langzaam, want ze zijn hier vrij hoog. Voor de laatste keer het strand op. In de branding kunnen we nog op een stukje verhard zand lopen. De trap op naar de finish. Ik besluit een stukje te filmen (wel je computer even omdraaien en geluid aan rechts onderin).
De laatste draai in de Langstraat in. Daar is de laatste berg zand met de finishlijn: 4:03:49. Wat een tijd. Dit had ik zelf ook niet verwacht. De medaille en het t-shirt worden in ontvangst genomen. Na een heerlijk warme douche rijden we tevreden naar huis. Hier zien ze me nog wel eens een keer terug. 😉
Frisse benen
In de categorie baat het niet dan schaadt het hopelijk niet, gebruik ik sinds de Marathon Rotterdam zo nu en dan (dus helemaal niet veel; moet er zelf ook nog aan wennen) supplementen met antioxidanten, in dit geval N-acetylcysteine (NAC). Uit diverse onderzoeken blijkt dat dit middel een positief effect heeft zou kunnen hebben op de prestatie en herstel.
Een stukje tekst van deze website:
“Antioxidanten
Atleten verbruiken bij het sporten zuurstof, waarbij vrije radicalen ontstaan. Deze kunnen schadelijk zijn als ze reacties aangaan met bijvoorbeeld eiwitten in de spiercellen. Het lichaam kan zelf antioxidanten aanmaken, die vrije radicalen kunnen neutraliseren. Ook voedsel (groente en fruit) bevat antioxidanten, vaak in de vorm van vitaminen. Het is mogelijk dat het lichaam bij zeer zware inspanning niet voldoende antioxidanten kan aanmaken om alle vrije radicalen te neutraliseren. Dit zou een negatief effect kunnen hebben op het herstel of de werking van de spiercellen. Australische onderzoekers hebben daarom uitgezocht of supplementen met antioxidanten een positief effect kunnen hebben op sportprestatie en spierherstel.”
Bovendien heb ik via via 😉 van een bepaalde sporter vernomen dat een arts herhaaldelijk aan die sporter vroeg: “Heb je nu al N-acetylcysteine (NAC) gebruikt? Dat helpt echt.” En hij stuurde deze website mee. Nog zo maar wat websites waar je er iets over kan lezen: hier en hier.Â
Nac zit ook in fluimucil. Vrij te verkrijgen bij het Kruidvat. Ik heb onlangs een pot pillen in de USA gekocht: goedkoper en een grotere hoeveelheid.
Zoals ik al zei. Ik gebruik het tot nu toe zeer zelden. Een paar keer na wat zware trainingen en voor 2 marathons (slechts 3 dagen 600 mg per dag; dat mag best 1200 mg per dag zijn). Er na heb ik het nog niet veel gebruikt. Of het werkt, geen idee. Feit is wel dat ik zowel in Rotterdam als Zeeland geen slechte benen kreeg en gewoon ‘gas’ kon blijven geven. Er zijn vast ook onderzoeken dat het gebruik niet bewezen is.
Doe ermee wat je wil, maar als ik jullie bij de volgende wedstrijd over het parcours zie vliegen, dan weet ik voldoende.
Daar komt nog bij dat ik bij de genoemde 2 marathons ook extra gelet heb op mijn voeding (lees: koolhydraten stapelen). Gudy zal deze maand de opleiding tot gewichtsconsulent afronden en kon mij precies voorschrijven hoeveel en wat ik, bij mijn gewicht, etc, aan koolhydraten per dag moest eten en drinken. Dat heb ik gedaan. En dat heeft ook zeker bijgedragen een deze goede prestaties. En dat moet nog beter worden als zij ook de opleiding ‘Sport & Voeding’ volbracht heeft. 🙂